Periodeverslag van RSB vlaggenschip Dordrecht 1
Onderstaande fraaie periode verslag is geschreven en aangeleverd door teamleider John van der Laar
“Schaken is en blijft een geluksspel.” (Donner, Elseviers Weekblad, 20 november 1967)
Na ons nipte thuisverlies tegen Messemaker gingen we met nul punten naar Overschie en kwamen we onverrichter zake terug. Kwam dit nu voort uit de wetmatigheden van Professor Elo, de speling van het lot met een noodzakelijk en onveranderlijk verloop in het leven van een schaker, of gaat het in de hoofdklasse om de details? In de marketing staat de meest wenselijke optie vaak achteraan, maar eerlijk gezegd blijf ik u het antwoord nog even schuldig.
Messemaker is een sterke club, gemiddeld in elo waren we die wedstrijd iets sterker, maar het surplus van Mark geeft een vertekend beeld. Het levert maar aan één bord een (extra) punt op. Spannend was het wel, maar weer miniem verliezen, werd die avond goed gevoeld.
Een tweesnijdende hoofdklassewaardige pot kon hier beslist worden:
Jeroen Eijgelaar (1779) – Wouter de Bruin (1775)
De jonge vader geeft hier zelf tekst en uitleg zoals het een goede jeugdleider betaamt:
“In onderstaande diagram is het probleem dat ik zowel Dxe7 als Txe7 uitgerekend had. Na Dxe7 is er een winbaar eindspel denk ik, waar ik tijden naar heb gekeken. Op Txe7 had ik de penning Lf8 gezien, na Da1+, en daarmee klaar in die variant. Er zijn echter te veel goede zetten. Natuurlijk wint Lc3! Vanwege dubbele aanval op hout + mat. Stap 2 les 1.”
En dat liep dan ook nog bijna slecht af voor zwart… “Wie ist es möglich?”
Overschie-uit blijkt voor ons al een paar seizoenen lastig. De kerk van “Brandenburg en de Gebroeders Smit” heeft ons weinig schaakheil gebracht.
Hoewel Henk van der Velde al bij aanvang het orgel op wilde klimmen – wie had dat gezocht achter een wiskundeleraar?- was het toch ons topbord dat als eerste een winst componeerde:
Lennard den Boer – Erik Brandenburg
14.Pb5 Lc5 15. Pc7 Lf5+ 16. Kb2 Tac8 (16... Tad8 is wat consequenter) 17. Pb5 Tcd8 18. Pxa7 Lxe3 19.
fxe3 Pc5 20. Le2 Ld3 21. Td2 Lxe2 22. Txe2 Td3 23. Pb5 Pe4 24. Kc2 Thd8?
{Het gaat hier vooral om de d-lijn, maar dit is nu net het verkeerde moment voor de verdubbeling.} 25. Pfd4 1-0
Tegelijkertijd had Marcel Pluymert een kwaliteit ontfutselt. Daartegenover pakte Han Smit met wit het initiatief, wat genoeg was voor een gelijkspel. Piet speelde met zwart tegen een niet al te ambitieus systeem waarbij met wederzijds respect en goedvinden ook hier tot remise werd besloten.
Ons middenrif had het zwaar, de borden3/4/5 leverden helaas geen punten op. Op die borden leek er lang niets aan de hand, maar richting minder bedenktijd raakten we het kwijt.
Wouter had het Maurits de Jong een stuk moeilijker kunnen maken dan dat hij deze vrijdagavond deed. Geschrokken door vermeend stukverlies wikkelde hij ongelukkig af:
1.Lxc5! Lxe2 2.Lxe7 Lxd1 3. Lxf8? Lxb3 opgegeven.
Met 3.Txd1 komt 3...Tc8 en heb je na 4.Lxf6 gxf6 5. Td7 een speelbare stelling. Want f7 heeft aandacht nodig en b7 valt. Dat zou meer compensatie hebben opgeleverd dan de 2 zetten die nog volgden.
Aan bord 7 kreeg Harrie onvoldoende lucht in de pijpen: De ouverture was allesbehalve gereed, de bazuin was nog nauwelijks op volle bekerlengte, de organist had niet eens plaatsgenomen, of Daan Smit verkreupelde al het witte houtwerk op de damevleugel. Net als een orgel heeft ook een schaakopening onderhoud nodig, “en soms worden ideeën over indeling of kleuren ook herzien”. Aldus organist Jan Teeuw van de Grote Kerk in Overschie.
Met zwarte stukken aan bord 8 was de teamleider de hele partij op zoek naar aanknopingspunten voor initiatief. Richting eindspel leek dit ook te lukken. In een pionneneindspel met paard tegen loper werd er tot remise besloten.
Dat zwart hier een kansloos eindspel speelt, hadden beide spelers na een avond zwoegen en zoeken even niet meer overzien. “Just roll de dice!””
Na drie ronden nul punten in de hoofdklasse, heeft professor Elo dan toch gelijk? De uitslag was tenslotte om en nabij de verwachte score.
Na een vrij lange tataëske winterstop speelden we in februari onze thuiswedstrijd tegen RSR Ivoren Toren. Een club met een prachtige schaaknaam, maar dit terzijde. (Daar denken/dachten ze in Schaakwoude, bij de Willige Dame en Groothoofd wellicht anders over.)
Vorig jaar konden we het ons nog veroorloven om te verliezen in de laatste ronde, deze editie waren twee matchpunten van groot belang. De gemiddelde elo’s van beide teams ontliepen elkaar volgens verwachting niet veel, toch hadden we aan vrij veel borden een licht numeriek nadeel.
Aan het derde bord startte Jacques Hennekes een Van Genderiaanse aanval, waarbij geofferde pionnen een toegangsbewijs vormen voor een bezoekje aan de vijandige koning. Vorig jaar nog schreef tegenstander Michael Fung nog dat hij niet echt onder de indruk was van de partijopzet van zijn Dordtse tegenstander. Dit jaar ligt hij waarschijnlijk een maand later nog na te hijgen van wat hem overkwam na zet 26.
Michael Fung (2040) – Jacques Hennekes (2024)
26…b4!
Andere zetten zijn er toch niet te verzinnen, zie de machtige torens op de a- en de b-lijn
27. axb4 axb4 28. cxb4 Da4
Wit heeft een potje geholpen door alle lijnen open te zetten.
29. b3 Txb4
Lekker tussenzetje, dan kom je steeds lekkerder in je vel te zitten.
30. Db2 Dc6 31. Td4 Tb7 32. Tfd2 Tba7 33. Tf2?
De enige niet verliezende zet is hier 33.c4. Jacques liet zien waarom:
33..Ta1+ 34.Dxa1 Txa1+ 35. Kxa1 Dc3+ 36. Kb1 De1+ (0-1)
Aan bord 2 speelden Lennard den Boer ((oud-)clubkampioen Zwijndrecht, Dordrecht) en Paul Batenburg ((oud-)clubkampioen Charlois Europoort, Shah Mata en RSR Ivoren Toren) van die openingszetjeszetjes die net niet leken te kunnen, iets wat Vasyl Ivanchuk pertinent tegensprak. “Alles is hier speelbaar, met deze jongens wil ik nog wel wat offervarianten doornemen. Nog een pionoffer en een paardoffer op d6? Het leek mij zeer kansrijk…” De mannen testten elkaar vervolgens niet en besloten tot remise.
Over clubkampioenen gesproken, aan bord 4 “Hij had het nog gezegd: “Nee, ik val niet in tegen Dordrecht.”: Nathanael Spaan tegen Piet Pluymert. “En het lijkt allemaal zo makkelijk zoals Piet het speelt, kleine zetjes, geen wild inkomen. Vergelijk het met een worstelgevecht op de vloer: duwen, trekken, met klasse, kracht en kwaliteit de ander tot overgave dwingen. Karpoviaans, Carlseniaans?”
Enfin, teamleider Marc Beijen had hier minstens een remise ingecalculeerd. “Maar, da wasnie?”
Daarentegen pakte de Ivoriaanse teamleider wel de winst tegen onze jeugdleider. Volgens kibitzer T.S. stond Wouter een gezonde pion voor in een stelling waar niets aan de hand was. Ervaringsdeskundigen weten dat je juist dan alert moet zijn tegen Marc Beijen. Wouter wist dit nog niet.
Nu wist Homayoun Mohtaat nu weer niet zoveel over de aanvalskracht van onze Victor Koppelaar. Lichtvoetig danste wit over de zwart-wit betegelde vloer, alsof de zwaartekracht geen vat had op zijn lichte stukken. Wonderschoon aanvalsspel als een licht mousserende altererende compositie.
Daartegenover werden bord 1 en bord 8 min of meer zwaarmoedig zoek gespeeld. Aan bord 1 duurde dit wat langer dan aan bord 8, maar het resultaat was voor beiden hetzelfde.
Bij een stand van 3 ½ -3 ½ zat Cor Oliemans in een “must-win-situatie”, opmerkelijk genoeg dacht zijn tegenstander dit ook.
Michiel de Ruiter (1835) – Cor Oliemans (1835)
Wit aan zet speelt na wat dameschaakjes alsnog 52.Dxa7?
Drie zetjes hiervoor leek non-verbaal remise al een feit. Met zicht op het scorebord (3,5-3,5) gaat hij alsnog voor de winst, achteraf gezien niet de bestevaar. Cor lijkt met ongeloof te kijken naar wits 52e zet en kan niet anders dan voor het onvermijdelijke te gaan.
52…Dd2 53.Db7 c2 54.a7 c1D 55.a8D Dde1?
55.De2! Met het dubbel bestrijken van veld f1, geeft wit geen enkele kans.
56.De4?
15 Seconden erbij op de klok kan met deze zetten best oplopen, tegelijkertijd blijft de tijdsdruk voelbaar. Hier had wit met 56. Daa6 richting een pionneneindspel nog een kansje gehad?
[56…Dg1+ 57.Kh3 Dxf2 58.Dg2 Df5+ 59.g4 Dff4 60.Dac6 Dce3+ 61.Dg3 Df1+ 62.Dcg2 Dxg2+ 63.Kxg2 Dxg3+ 64.Kxg3]
56... Df1+ 57. Kf3 Dh1+ 58. Ke2 Dhd1# 0-1
Met dank aan wedstrijdleider Anton de Maerteaere, zonder wiens secure notatie dit slotstuk richting vergetelheid zou zijn gevlogen.
Mat! 4 ½ - 3 ½
Hiermee zijn we terug op maandag 20 november 1967, de dag waarop Jan Hein Donner over het schaakspel schreef als ware het een kansspel zou zijn. Op naar Bowling & Party Centrum Krimpenhof, dan zien we daar wel weer hoe de balletjes zullen rollen tegen de koploper van de hoofdklasse. Misschien een idee om ons team in de toekomst te laten sponsoren door Unibet of Kansino?
John van de Laar